Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
ihr. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
ihr, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
ihr in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
ihr is hier. De definitie van het woord
ihr zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
ihr, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Van het Middelhoogduitse en Oudhoogduitse ir.
- Van het Middelhoogduitse ir, op zijn beurt van het Oudhoogduitse ira, iro, iru.
ihr
- jullie
- «Ihr wisst, was ihr zu tun habt.»
- Jullie weten wat je te doen staat.
- (aan/voor) haar (datief vrouwelijk enkelvoud van de derde persoon)
- «Gib ihr auch ein Stück Kuchen!»
- Geef haar ook een stuk koek!
ihr
- hun (derde persoon meervoud datief)
- «Drauss iss es am schneehe alleweil, awwer wann die Daage laenger warre un’s widder wennich waarm watt, schtaerte die Bauere widder mit ihr Arewet.»
- Buiten sneeuwt het de hele tijd, maar als de dagen langer worden en het weer een beetje warm wordt, beginnen de boeren weer met hun werk.