Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
haar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
haar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
haar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
haar is hier. De definitie van het woord
haar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
haar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
haar
- bezit aanduidend door een derde persoon vrouwelijk enkelvoud
- Zij heet Anna. Haar man heet Jan.
- ▸ Met haar metalen golfplaten dak leek deze plek me niet geschikt om bescherming te bieden, eerder een uitnodiging aan de bliksem om in te slaan.[6]
- (verouderd) bezit aanduidend door derde persoon vrouwelijk meervoud
- De vrouwen en haar gevoelens.
1. bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
haar
- accusatief van zij, derde persoon enkelvoud
- Ik heb haar gisteren nog gezien.
- datief van zij, derde persoon enkelvoud
- Ik heb haar gisteren nog dat boek gegeven.
- (verouderd) datief of accusatief van derde persoon meervoud
liegen keert zich tegen je, altijd! - met een leugen schiet iemand niets op omdat de waarheid altijd vroeg of laat naar buiten komt
- tot in de toppen van zijn (haar) vingers
door en door, helemaal, geheel en al
1. accusatief van zij, derde persoon enkelvoud
2. datief van zij, derde persoon enkelvoud
het haar o
- (anatomie) hoofdhaar, uitgroeisel van het epidermis dat delen van het hoofd bedekt
- (anatomie) haren, uitgroeiselen van het epidermis bij zoogdieren die delen van of het gehele lichaam bedekken
- v/m (anatomie) een enkele uitgroeisel van het epidermis bij zoogdieren
- (plantkunde) plantenhaar, uitgroeisel op de opperhuid van planten
- Grijze haren van iets krijgen.
erg moedig zijn in het geven van een mening/ Bazig zijn
- Alles op haren en snaren zetten
de uiterste best voor iets doen
- De haren ten berge rijzen
ergens erg van schrikken
- Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken
als iemand van uiterlijk is veranderd, maar niet van karakter; ook wanneer een mens ouder wordt, heeft die nog steeds dezelfde karaktertrekken
- Elkaar in de haren zitten
erge ruzie hebben
- Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt
ergens helemaal niets voor voelen
- Grijze haren zijn kerkhofsbloemen
als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver meer van het kerkhof (ofwel de dood); oude mensen zijn dicht bij de dood
- Hij heeft een luizenpaadje in zijn haar
Een scheiding.
- Met de handen in het haar zitten
niet weten wat je moet doen/Niet weten wat je er mee aan moet vangen
- Zijn wilde haren verliezen
minder gekke dingen gaan doen
- zijn haren gingen (recht) overeind staan
- zich de haren uit het hoofd trekken
uiten van groot verdriet, angst of spijt
- • Ze had gebruld, zich de haren uit het hoofd getrokken, maar dat was allemaal al vlug weer over. [7]
|
|
1. hoofdhaar, uitgroeisel van het epidermis dat delen van het hoofd bedekt
zijn haren gingen (recht) overeind staan
- Duits: Ihm sträubten sich die Haare.
|
haar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haren
- gebiedende wijs van haren
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haren
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[8]
|
- ↑ "haar" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ haar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ haar op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Lemaitre, Pierre
"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
haar
- haar
haar
- verouderde spelling of vorm van hår tot 1917
- onbepaalde onzijdige vorm nominatief enkelvoud
haar
- verouderde spelling of vorm van hår tot 1917
- onbepaalde onzijdige vorm nominatief enkelvoud