Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
haarzak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
haarzak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
haarzak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
haarzak is hier. De definitie van het woord
haarzak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
haarzak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de haarzak m
- (anatomie) kleine flesvormige holte in de huid met de wortel van een haar
In deze betekenis wordt vaak het verkleinwoord "haarzakje" gebruikt.
- Een folliculitis is een ontsteking van de haarzakjes.
- ▸ Bij het proces dat elektrolyse wordt genoemd wordt een kleine elektrische stoom opgewekt, die een chemische reactie opwekt die het haarzakje vernietigd . (…) Wel kunnen hiermee ook haren met een anders gevormde haarzak worden behandeld.[5]
- (kleding) net of buidel die voorkomt dat hoofdhaar in de weg hangt
- Een chirurg moet tijdens het opereren een haarzak dragen.
- ▸ Rond 1820 volgen politieagenten in Utrecht bepaald niet de laatste mode. Het hoofd der politie draagt een groen jasje, een klein hoedje en een enorme haarzak met grote strik.[6]
- (persoon) iemand die graag ruzie maakt of hebberig is
- ▸ ⧖ Hij vond daar ook Thomas, een' goê kennis van hem, een eersten guit en onverbeterlijken haarzak. Luistert, en gij zult vernemen of die Thomas ooit één goê streek uit zijn koker gehaald heeft.[7]
- ∗ ⧖ Als Charel de smid zijn smisdeur sluit, dan blijft er nog een tijdeke een flauw schijnsel hangen door het raam neven Sint Joris, van de herberg van Gielen Tuuês, waar Gielen met Pessem, Sus de Peutter, en Jan Vlooi te kruisjassen zitten. De Heiligen hooren ten leste ook de deuren van Gielen toegaan, ze hooren de drie mannen op hun kloenken over de kassei stappen, en Jan Vlooi nog foeteren tegen Pessem omdat hij haarzak gedaan heeft, en dan is alles stil.[8]
97 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[9]
|
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ haarzak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Drie etymologische woordenboeken : Etymologie van dialectwoorden in: Neerlandia/Nederlands van Nu, jrg. 108/52 nr. 1 (maart 2004), Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag / Brussel, p. 30
- ↑ Weblink bron
A.W. van Drongelen & A.C.P. de Bruijn
“Laseren en aanverwante behandelingen als ‘voorbehouden handeling’ in de Wet BIG”, Briefrapport 2015-0158, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven, p. 26
- ↑ Weblink bron
K.P.C. de Leeuw
“Kleding in Nederland 1813-1920.”, proefschrift (1991), Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg, ISBN 9090042482, p. 80
- ↑ Weblink bron Nicolas Defrecheux, de Waalsche Volksdichter. in: Dietsche Warande en Belfort., jrg. 1 nr. 11 (15 november 1900), A. Siffer/H. Coebergh, Gent/Haarlem, p. 328
- ↑ Weblink bron “De heiligen van Sichem.”, 2e druk (1932), Wereldbibliotheek, Amsterdam, 35/36
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be