grenen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grenen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grenen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grenen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grenen is hier. De definitie van het woord grenen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrenen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een grenen tafel met stoelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gre·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Zweeds, in de betekenis van ‘van grenenhout’ voor het eerst aangetroffen in 1643
  • (verkorting) van grenenhout
  • green met uitgang -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen grenen

Bijvoeglijk naamwoord

grenen

  1. gemaakt van het hout van pinus-soorten zoals de grove den of de zilverden
    • Hij en Jolanda waren nadat de glaszetters waren vertrokken naar de woonboulevard gegaan en hadden een nieuwe eettafel uitgezocht. In afwachting van de levering hadden ze de oude, grenen tafel uit de vliering beneden gezet. 
    • Als je het smaakoordeel over die hoekige grenen meubels met jeugdherbergprint even inslikt en kijkt wat het grootste contrast vormt tussen vroege IKEA-gidsen en die van nu, dan kom je uit op de totale afwezigheid van de mens. Het meubel heerst soeverein op de omslag in de jaren zeventig en tachtig, geen levende ziel te zien: het Tallmo-zitje, de Ted-klapstoel of de Ingo-tafel worden alleen maar gesecondeerd door woorden als 'betaalbaar' 'lage prijzen' en 'het onmogelijke woonwarenhuis uit Zweden'.  
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de grenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord green

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

  1. (verouderd) meervoud verleden tijd van grijnen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen