homofiel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord homofiel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord homofiel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je homofiel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord homofiel is hier. De definitie van het woord homofiel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhomofiel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ho·mo·fiel
  • van Frans homophile, op te vatten als gevormd met het voorvoegsel homo- en met het achtervoegsel -fiel, in de betekenis van ‘homoseksueel’ geïntroduceerd in 1949 (zie vindplaats hieronder) [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord homofiel homofielen
verkleinwoord homofieltje homofieltjes

de homofielm

  1. (lhbt) (verouderd) (eufemisme) man met romantische of seksuele voorkeur voor mannen
     Pas toen hij ging werken, bij kledingzaak Salty Dog, namen zijn collega’s hem mee naar nachtclubs en dansgelegenheden voor homofielen, „zo heetten we destijds”.[3]
     Blijkens de flap verbergt zich achter de naam Frans Berni een bekend auteur; deze heeft in een boekje: „Paul's portret", dat bij het Wereldvenster te Baarn uitkwam, het probleem ven een homophiel behandeld. De zeer raisonabele broer van Paul bladert, na de dood van zijn vader, in brieven die het probleem Paul van zeer nabij raken, en uit deze brieven komt het portret van Paul, die gekweld door misverstand van zijn naaste familieleden ook, ten slotte de dood zocht, naar voren.[4]
      "Heel langzaam wint het inzicht veld, dat ras, kleur, geloof en levensovertuiging geen reden tot discriminatie of vervolging mogen zijn. Heel langzaam zal dan de opvatting veld winnen, dat homophielen volstrekt gewone mensen zijn met dezelfde menselijke tekortkomingen en liefdegevoelens als alle anderen", aldus Engelschman in 1949.[5]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen homofiel homofieler homofielst
verbogen homofiele homofielere homofielste
partitief homofiels homofielers -

homofiel

  1. (lhbt) homoseksueel
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. homofiel op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2020 Weblink bron
    Rinskje Koelewijn
    “‘Het gaat om meer dan het handjevol omgekomen homo’s in de oorlog’” (26 april 2018) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 22-06-2020 Weblink bron “Boekenkeur” (06-04-1954), Trouw, Meppel, p. 6
  5. Bronlink geraadpleegd op 23 juni 2020 Weblink bron
    Hans Warmerdam
    “Geen schaamte maar zelfrespect” (22 juni 1999) op trouw.nl op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be