honk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord honk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord honk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je honk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord honk is hier. De definitie van het woord honk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhonk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • honk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘thuis, vrijplaats bij kinderspelen’ voor het eerst aangetroffen in 1401
  • Van niet-Germaanse oorsprong, zijnde een nasale variant van hok, hoek en wellicht ook haak, mogelijk ontleend aan een substraattaal , van een hypothetische verbale wortel *hVk- 'afgrendelen, vergrendelen' ?
enkelvoud meervoud
naamwoord honk honken
verkleinwoord honkje honkjes

Zelfstandig naamwoord

het honko

  1. uitgangspunt en vrijplaats bij kinderspelen
  2. (sport) elk van de vier hoekpunten op een softbal- of honkbalveld die een speler moet passeren, wil hij een punt scoren
  3. (informeel) vaste verblijfplaats waar je je op je gemak voelt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
honken

honk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honken
    • Ik honk. 
  2. gebiedende wijs van honken
    • Honk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honken
    • Honk je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen