huurboer

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord huurboer. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord huurboer, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je huurboer in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord huurboer is hier. De definitie van het woord huurboer zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhuurboer, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • huur·boer
enkelvoud meervoud
naamwoord huurboer huurboeren
verkleinwoord huurboertje huurboertjes

de huurboerm

  1. (verouderd) agrariër die land verbouwt dat niet in zijn eigendom is en waarvoor hij pacht moet betalen
     In 1578 blijkt op Eernsma een huurboer te wonen (…).[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 juni 2021 Weblink bron
    Herma M. van den Berg
    “Noordelijk Oostergo. Dongeradelen.” (1983), Staatsuitgeverij, Den Haag, ISBN 90 12038308, p. 343