kart

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kart. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kart, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kart in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kart is hier. De definitie van het woord kart zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankart, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kart
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels kart, in de betekenis van ‘skelter’ voor het eerst aangetroffen in 1961
enkelvoud meervoud
naamwoord kart karts
verkleinwoord kartje kartjes

Zelfstandig naamwoord

de kartm

  1. (sport) klein vierwielig eenzitsvoertuig zonder carrosserie gemaakt voor gebruik op een racebaan
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
karren

kart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Jij kart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Hij kart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van karren
    • Kart! 
vervoeging van
karten

kart

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van karten
  2. gebiedende wijs van karten

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Cimbrisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse karte

Zelfstandig naamwoord

kart

  1. kaart
Afgeleide begrippen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • kart

Werkwoord

kart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van karten
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • kart

Zelfstandig naamwoord

kart

  1. genitief meervoud van karta
Synoniemen


West-Vlaams

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse quart

Zelfstandig naamwoord

kart

  1. kwart; een vierde deel
  2. (tijdrekening)(eenheid) kwartier; een kwart uur