koppel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord koppel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord koppel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je koppel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord koppel is hier. De definitie van het woord koppel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankoppel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • kop·pel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stel, paartje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gordel, band’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord koppel koppels
verkleinwoord koppeltje koppeltjes

het koppelo

  1. tweetal
  2. aantal bij elkaar behorende dieren of zaken
  3. (natuurkunde) stelsel van twee in absolute zin gelijke en evenwijdige krachten, waarvan de werklijnen niet samenvallen en die in tegengestelde richting werken
  4. twee mensen die met elkaar een relatie hebben of met elkaar getrouwd zijn
enkelvoud meervoud
naamwoord koppel koppels
verkleinwoord koppeltje koppeltjes

de koppelv / m

  1. draagriem, vooral om een sabel, bajonet enz. aan te dragen
vervoeging van
koppelen

koppel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppelen
    • Ik koppel. 
  2. gebiedende wijs van koppelen
    • Koppel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppelen
    • Koppel je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]