paar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord paar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord paar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je paar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord paar is hier. De definitie van het woord paar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
. Deze sportschoenen zijn een versleten, nog net herkenbaar paar
. Een lachend paar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paar
Woordherkomst en -opbouw
  • via Middelnederlands paer van Latijn  pār bn  "even, gelijk, passend"
    • als zelfstandig naamwoord in de betekenis van ‘stel, koppel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1274
    • als onbepaald voornaamwoord voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731
enkelvoud meervoud
naamwoord paar paren
verkleinwoord paartje paartjes

Zelfstandig naamwoord

het paaro

  1. twee personen of zaken die bij elkaar horen
  2. (pregnant) twee geliefden die een relatie hebben
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Onbepaald voornaamwoord

paar

  1. meerdere, maar niet heel veel
    • Neem jij een paar appels mee? 
    • Die paar mensen zonder auto moeten maar gaan lopen. 
     De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen paar
verbogen pare
partitief paars

Bijvoeglijk naamwoord

paar

  1. even in getal
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van
paren

paar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paren
    • Ik paar. 
  2. gebiedende wijs van paren
    • Paar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paren
    • Paar je? 
Anagrammen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • paar

Onbepaald voornaamwoord

paar

  1. paar
    «Letschde Woch hemmer ee paar scheene warme Daage ghatt.»
    Vorige week hebben we een paar mooie dagen gehad.
Opmerkingen