Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
leek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
leek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
leek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
leek is hier. De definitie van het woord
leek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
leek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de leek m
- iemand die niet deskundig is op een bepaald gebied
- Volgens alle kenners was dit de beste computer, dus die heb ik toen als leek ook maar gekocht.
- ▸ Als je voor een publiek presenteert dat je product nog niet kent, is het belangrijk je te verplaatsen in de luisteraar. Ga ervan uit dat je te maken hebt met een leek. Belangrijk is je vakjargon beeldend te maken voor een grotere doelgroep.[8]
- (religie) iemand die niet tot de geestelijke stand behoort, gewone gelovige
- In de katholieke kerk wordt de eredienst uitgevoerd door priesters, maar mogen leken daar wel bij helpen.
- ▸ Niet dat de teksten de geestelijke leidsrol van de clerus fundamenteel in twijfel trekken maar zij getuigen wel van een steeds toenemende mondigheid van de leek die, ook in religieus opzicht, gepaard gaat met een duidelijke opwaardering van de lekenstand.[9]
1. iemand die niet deskundig is op een bepaald gebied
2. iemand die niet tot de geestelijke stand behoort, gewone gelovige
de leek v / m
- smalle waterstroom
leek
- enkelvoud verleden tijd van lijken
- Ik leek.
- Jij leek.
- Hij, zij, het leek.
- ▸ Met haar metalen golfplaten dak leek deze plek me niet geschikt om bescherming te bieden, eerder een uitnodiging aan de bliksem om in te slaan.[10]
leek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leken
- gebiedende wijs van leken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leken
de leek m
- (groente) (verouderd) benaming in de Betuwe voor soorten zuring (Rumex ) waarvan het blad werd gegeten, in het bijzonder krulzuring (Rumex crispus )
- ▸ ⧖ Volgens een berigt toch van den predikant O. G. HELDRING, eet men in Gelderland, en bepaaldelijk in den omtrek van Hemmen, het in het voorjaar uit het wild verzameld blad, van de middelnerf afgestroopt, als spinagie, of alleen, of met aardappelen, onder den naam van leek, (een naam die volgens DE GORTER (p. 99) in Gelderland aan meer soorten van dit geslacht gegeven wordt), of meer bepaaldelijk onder den naam van Koeleek.[11]
99 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.[12]
|
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ leek (niet-geestelijke) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "leek" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beekje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ leek (zuring) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “ op nu.nl
- ↑ Weblink bron
Dirk Kinable
“Een wereldbeschouwelijke spiegel voor de leek: codex Marshall 29. intitel= Spiegel der Letteren”, jrg. 43 (2001), p. 14
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron
Herman Christiaan van Hall
“Neerlands Plantenschat, of Landhuishoudkundige Flora” (1854), G.T.N. Suringar, Leeuwarden, p. 184
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
leek
- prei