Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
lekkerbek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
lekkerbek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
lekkerbek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
lekkerbek is hier. De definitie van het woord
lekkerbek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
lekkerbek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de lekkerbek m
- liefhebber van smakelijk eten
- - Een luieraar en een luiwammes verschillen evenveel van elkaar als een lekkerbek en een veelvraat. Keek naar het verheven genot van parende libellen. Hoorde zelfs hun vleugels, een extatisch geluid, als flapperend papier tussen de spaken van een fiets. Tuurde naar een hazelworm die rond de wortels waar ik lag een miniatuur-Amazone verkende. Stilte? Niet helemaal, nee.[2]
- (kookkunst) gefrituurde witvis (vroeger wijting en kabeljauw tegenwoordig: heek, pollak of schelvis)
- - Hé Jan, neem jij even drie lekkerbekjes mee van de visboer
lekkerbek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekkerbekken
- gebiedende wijs van lekkerbekken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekkerbekken
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[3]
|