mangelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mangelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mangelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mangelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mangelen is hier. De definitie van het woord mangelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmangelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • man·ge·len
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ontbreken’ voor het eerst aangetroffen in 1563 [1]
  • Ontleend aan het Duitse mangeln (ontbreken, mangelen).
  • Volgens één hypothese de iteratieve vorm van mengen. De betekenis is dan verschoven van mengen over afwisselend gebruiken tot ruilen. Volgens een andere hypothese is het woord ontleend aan het Latijnse mango (slavenhandelaar).
  • Afgeleid van mangel (in de eerste betekenis).
  • van Jiddisch (vernederlandste vorm) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mangelen
mangelde
gemangeld
zwak -d volledig

mangelen

  1. ontbreken, te kort schieten
  2. overgankelijk ruilen, aan ruilhandel doen
  3. overgankelijk door de mangel halen, met een mangel glad maken

de mangelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mangel (amandel).
88 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]


  • man·ge·len
Naar frequentie 18586

mangelen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van mangel


  • man·ge·len

mangelen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van mangel