mar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mar is hier. De definitie van het woord mar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
marren

mar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marren
    • Ik mar. 
  2. gebiedende wijs van marren
    • Mar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marren
    • Mar je? 
Anagrammen


Catalaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
mar mars

Zelfstandig naamwoord

mar

  1. zee
Uitdrukkingen en gezegden
  • la mar de
    • heel veel


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  mar 
he/she/it  mars 
verleden tijd  marred 
voltooid
deelwoord
 marred 
onvoltooid
deelwoord
 marring 
gebiedende wijs  mar 
Uitspraak

Werkwoord

mar

  1. overgankelijk bederven , verpesten
  2. overgankelijk ontsieren





Nedersaksisch

Voegwoord

mar

  1. maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
Schrijfwijzen


Portugees

enkelvoud meervoud
mar mares

Zelfstandig naamwoord

mar m

  1. zee


Spaans

enkelvoud meervoud
mar mares

Zelfstandig naamwoord

mar m

  1. zee
Anagrammen


Stellingwerfs

Voegwoord

mar

  1. maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert


Urkers

Voegwoord

mar

  1. maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert


Wolof

Uitspraak

Werkwoord

mar

  1. dorst hebben, dorsten