onovergankelijk

• Geluid:
  • attributief:  ónovergankelijk    (hulp, bestand)
  • predicatief:  onovergánkelijk    (hulp, bestand)
• IPA:
  • attributief: /ˈɔnovərˌɣɑŋkələk/ (bijv: Dit is een ónovergankelijk werkwoord.)
  • predicatief: /ˌɔnovərˈɣɑŋkələk/ (bijv: Dit werkwoord is onovergánkelijk.)

• on·over·gan·ke·lijk

• leenvertaling van Latijn intransitivus, afgeleid van overgankelijk met het voorvoegsel on- ^[1]

onovergankelijk

1. (grammatica) (van een werkwoord) zonder lijdend voorwerp waarop de werking van het werkwoord overgedragen wordt

   • Normaal gesproken neemt een onovergankelijk werkwoord een onderwerp, een overgankelijk werkwoord een onderwerp en een lijdend voorwerp, en er zijn ook werkwoorden zoals wachten die naast een onderwerp een voorzetselvoorwerp nemen. ^[2]

2. niet voorbij gaand, niet te overschrijden

   • Waarschijnlijk is de NPD naar haar uiterlijke verschijningsvorm een fascistische partij, dat wil zeggen een partij die in haar uitlatingen die elementen vertoont die tezamen „racisme" betekenen: het leggen van een geëxalteerde nadruk op de staat en haar symbolen, op recht en orde die met alle macht moeten worden gehandhaafd, en op een grootvaderlijk verleden als onovergankelijk patroon voor de toekomst. ^[3]
   • (…) zoohaast zij rond hare bevestigingen eenen kring durft teekenen, als onovergankelijke grens voor het vrij onderzoek, zij blijft te kort aan de eerste voorwaarde van alle ernstige kritiek... ^[4]

• onzijdig
• intransitief

• ergatief

• overgankelijk

• onovergankelijkheid

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Het woord onovergankelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.