poets

• Geluid:  poets    (hulp, bestand)

• poets

• Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘grap’ voor het eerst aangetroffen in 1671 ^{[1] [2] [3]}

de poets v / m

1. grap die men met iemand uithaalt (vooral in de uitdrukking een poets bakken)

   • Zij hadden hem een flinke poets gebakken. 

2. (huishouden) vloeibaar hulpmiddel om iets mee te poetsen

   • Breng de poets erop aan. 

• pots, prank
• poetsmiddel

• smeer

• chroompoets, kachelpoets, karpoets, koperpoets, schoenpoets, smeerpoets, zilverpoets

• e-post, pesto, poste, sepot, stoep

poets

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poetsen
   

   • Ik poets. 

2. gebiedende wijs van poetsen
   

   • Poets! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poetsen
   

   • Poets je? 

• Het woord poets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poets" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

poets mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord poet

• estop, pesto, stoep, stope, topes, T pose