rei

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rei. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rei, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rei in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rei is hier. De definitie van het woord rei zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrei, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Reirij
Kinderen dansen een rei.
Schilderij van Hans Thoma
  • rei
enkelvoud meervoud
naamwoord rei reien
verkleinwoord reitje reitjes

de reim

  1. (verouderd) groep of kring van personen of wezens
    • Der Dicht'ren rei verkiest op 't eenzaam Land te leeven, en wil het groot gewoel der Steden graag begeeven.[6] 
  2. (dans), (muziek), (verouderd) een koor van zangers en dansers, dat vroeger met zang en dans een acte of bedrijf van een toneelstuk, afsloot
    • De reien fungeren als rustpunten na emotierijke scènes.[7] 
  3. (dans), (verouderd) de dans, en /of het lied, dat door zo'n koor werd gezongen, en/of gedanst
De Gouden-Handrei in Brugge

de reiv / m

  1. (waterbeheer) gracht, greppel of sloot voor de afwatering
    • In Brugge zijn vele reien. 
  2. (verouderd) rechte lijn
    • Een dubbele rei fundamentpalen. 
  3. (gereedschap) rechte lat van metaal of hout waarlangs men lijnen kan trekken, kan controleren of een werk vlak of waterpas is
    • Met deze stalen rei kun je een reep linoleum recht afsnijden. 
vervoeging van
reien

rei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
    • Ik rei. 
  2. gebiedende wijs van reien
    • Rei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reien
    • Rei je? 
55 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[8]


enkelvoud meervoud
rei reis

rei m

  1. koning


enkelvoud meervoud
rei reis

rei m

  1. (regering) koning