Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
rij. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
rij, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
rij in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
rij is hier. De definitie van het woord
rij zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
rij, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘reeks’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1]
de rij v / m
- geordende opstelling van een aantal eenheden in één richting
- We stonden drie uur in de rij voor we de tentoonstelling binnen mochten.
- ▸ Dolgelukkig sloot ik achter aan in de rij.[2]
- (wiskunde) een opeenvolging van elementen
- metalen liniaal (al dan niet met schaalverdeling)
Met zijn allen op iets staan te wachten (fig.; gezamenlijk dezelfde belangstelling voor iets of iemand hebben)
- • De minnaars stonden in de rij om hun leven met haar te delen.
- Ze niet allemaal/alle vijf op een rijtje hebben
1. geordende opstelling van een aantal eenheden in één richting
2. een opeenvolging van elementen
vier op een rij
- Duits: vier in einer Reihe; vier nacheinander; vier am Stück
|
rij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijden
- gebiedende wijs van rijden
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijden
rij
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
- gebiedende wijs van rijen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[3]
|
rij
- (anatomie) rug
- (plantkunde) bast, schil