schaats

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord schaats. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord schaats, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je schaats in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord schaats is hier. De definitie van het woord schaats zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanschaats, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • schaats
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ijzeren voetsteun om over ijs te gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schaats schaatsen
verkleinwoord schaatsje schaatsjes

de schaatsv / m

  1. (sport), (schoeisel) een ijzer dat onder de schoenen wordt gebonden of aan de schoenen is vastgemaakt, om zich daarmee over het ijs te verplaatsen
    • Hij staat recht op zijn schaatsen. 
  • Een rare schaats rijden
Zich vreemd of onbezonnen gedragen
  • Een scheve schaats rijden
Een misstap begaan
vervoeging van
schaatsen

schaats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaatsen
    • Ik schaats. 
  2. gebiedende wijs van schaatsen
    • Schaats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaatsen
    • Schaats je? 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]