Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
schoon. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
schoon, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
schoon in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
schoon is hier. De definitie van het woord
schoon zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
schoon, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
schoon
- mooi, loffelijk (vooral in Vlaanderen en Limburg)
- Iets in schoon Vlaams zeggen.
- net, proper, rein, milieuvriendelijk (vooral in Nederland)
- ▸ Het afwaswater werd tijdens het eten op het vuur verwarmd waarmee ik na de maaltijd de aangekoekte pannen schoon schrobde.[5]
De goede gelegenheid om een bepaald doel te bereiken aangrijpen
Iets belangrijks voor elkaar moeten zien te krijgen
- Er schoon genoeg van hebben
Het beu, zat zijn
schoon
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord proper, gereinigd
schoon
- (verouderd) hoewel, ofschoon
- Jantje zag eens pruimen hangen,
O! als eieren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader 't hem verbood. [6]
schoon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schonen
- gebiedende wijs van schonen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schonen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[7]
|