schteche

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord schteche. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord schteche, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je schteche in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord schteche is hier. De definitie van het woord schteche zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanschteche, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • schte·che
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie schteche/vervoeging
onbepaalde
wijs
schteche
verleden
tijd
(er) hot gschtoche
voltooid
deelwoord
gschtoche
enkelvoud meervoud
1e persoon ich schtech mir / mer schteche
2e persoon du schtechscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
schtecht
schteche
schtechet
schtecht
schteche
schteche
3e persoon er schtecht sie schteche
sie schtecht
es schtecht

schteche

  1. overgankelijk prikken, steken
    «Viel Leit sin vun Mosquitos gschtoche un sie hen die Zika-Grankheit grickt.»
    Veel mensen zijn door steekmuggen worden gestoken en hebben de ziekte zikakoorts gekregen.

schteche

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteche
    «mir schteche»
    wij / we prikken / steken

schteche

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteche
    «dihr / der / ihr / er / nihr / ner schteche»
    jullie prikken / steken

schteche

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteche
    «sie schteche»
    zij / zij / ze prikken / steken