Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
schuur. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
schuur, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
schuur in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
schuur is hier. De definitie van het woord
schuur zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
schuur, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘eenvoudige berging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.[1]
- erfwoord: Middelnederlands scūre, uit Oudnederlands skūra, ontwikkeld uit Oergermaans *skūr(j)ō-, bij Indo-Europees *skuH-ro-, uitbreiding van de wortel *(s)keuH- ‘bedekken, omhullen’.[2] Evenals Nederduits Schüür, Duits Scheuer en Fries skuorre.
de schuur v / m [3]
- (bouwkunde) een bijgebouw bij het huis of de boerderij om veldvruchten, landbouwproducten en -werktuigen in op te slaan
- Zet die fiets eens in de schuur.
- Om één slechte oogst brandt de boer zijn schuur niet af
Eén enkele tegenslag gaat wel voorbij
1. een opslagplaats voor veldvruchten en gereedschappen
schuur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuren
- gebiedende wijs van schuren
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuren
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[4]
|