trio

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord trio. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord trio, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je trio in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord trio is hier. De definitie van het woord trio zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantrio, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Trio
  • trio
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘drietal (vooral in muziek)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord trio trio's
verkleinwoord triootje triootjes

het trioo

  1. (muziek) een muziekstuk voor drie spelers
    • We hebben een leuk triootje gespeeld vanmiddag. 
  2. een groep van drie personen die gezamenlijk optreedt
    • Dit trio heeft grote bekendheid verworven. 
  3. (seksualiteit) seksuele activiteit waaraan drie personen deelnemen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


trio

  1. (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
  2. (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
  3. (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet


  • IPA: /trʲijɔ/

trio o

  1. (muziek) trio; drie musici; instrumentaal of vokaal
  2. trio; een groep van drie personen die gezamenlijk iets doen


trio

  1. (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
  2. (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
  3. (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet


  • trio

trio o

  1. (muziek) trio; een muziekstuk gecomponeerd voor drie muziekinstrumenten of zangers
  2. (muziek) trio; een groep bestaande uit drie musici
  3. (muziek) trio; een vormonderdeel (een 'intermezzo') van een compositie, meestal van een scherzo of menuet