trop

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord trop. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord trop, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je trop in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord trop is hier. De definitie van het woord trop zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantrop, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

trop

  1. troep; groep
Synoniemen


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

trop

  1. in te hoge mate, te veel
    «J'ai trop mangé.»
    Ik heb te veel gegeten.
  2. (spreektaal) gebruikt als intensiveerder; enorm, ontzettend, ontiegelijk
    «Le prof d’histoire, il nous a trop barbés avec sa guerre froide.»
    De geschiedenisleraar heeft ons enorm/ontzettend zitten vervelen met zijn koude oorlog.
    «J'ai trop la dalle!»
    Ik heb enorm/ontzettend trek!

Verwijzingen


Pools

Uitspraak
Woordafbreking
  • trop
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *tropъ

Zelfstandig naamwoord

trop monbezield

  1. spoor; afdruk
  2. (taalkunde) troop; figuurlijke uitdrukking
Synoniemen
  1. ślad, poszlaka
Typische woordcombinaties

Werkwoord

trop

  1. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van tropić


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • trop

Zelfstandig naamwoord

trop mbezield

  1. (trapachtigen) (verouderd) trap; vogel uit de orde Otidiformes op Wikispecies
Verbuiging



Schrijfwijzen

Meer informatie

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

trop monbezield

  1. (taalkunde) troop; figuurlijke uitdrukking
  2. (verouderd)(paardrijden) draf; gang van paard, en andere viervoeters, sneller dan de stap maar langzamer dan de galop
Schrijfwijzen
  1. tropus monbezield
  2. trap monbezield
Synoniemen
  1. klus monbezield, poklus monbezield

Meer informatie

Verwijzingen

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse trop

Bijvoeglijk naamwoord

trop

  1. (spreektaal) krachteloos, verzwakt
Verbuiging
  • Onverbogen
Synoniemen
Antoniemen
Typische woordcombinaties

Verwijzingen

Werkwoord

trop

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord tropit