Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
trop. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
trop, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
trop in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
trop is hier. De definitie van het woord
trop zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
trop, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
trop
- troep; groep
trop
- in te hoge mate, te veel
- «J'ai trop mangé.»
- Ik heb te veel gegeten.
- (spreektaal) gebruikt als intensiveerder; enorm, ontzettend, ontiegelijk
- «Le prof d’histoire, il nous a trop barbés avec sa guerre froide.»
- De geschiedenisleraar heeft ons enorm/ontzettend zitten vervelen met zijn koude oorlog.
- «J'ai trop la dalle!»
- Ik heb enorm/ontzettend trek!
- Afgeleid van het Proto-Slavische *tropъ
trop monbezield
- spoor; afdruk
- (taalkunde) troop; figuurlijke uitdrukking
- ślad, poszlaka
- –
trop
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van tropić
trop mbezield
- (trapachtigen) (verouderd) trap; vogel uit de orde Otidiformes
trop monbezield
- (taalkunde) troop; figuurlijke uitdrukking
- (verouderd)(paardrijden) draf; gang van paard, en andere viervoeters, sneller dan de stap maar langzamer dan de galop
- tropus monbezield
- trap monbezield
- –
- klus monbezield, poklus monbezield
- Afgeleid van het Franse trop
trop
- (spreektaal) krachteloos, verzwakt
trop
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord tropit