vlieg

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vlieg. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vlieg, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vlieg in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vlieg is hier. De definitie van het woord vlieg zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvlieg, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Vlieg


Nederlands

Thricops semicinereus
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in 1240
enkelvoud meervoud
naamwoord vlieg vliegen
verkleinwoord vliegje vliegjes

Zelfstandig naamwoord

de vliegv / m

  1. (tweevleugeligen) Brachycera op Wikispecies tweevleugelig insect
     In het ergste geval draagt de vlieg schadelijke bacteriën mee, en krijgen die bacteriën voldoende tijd om verder te groeien op je eten.
  2. overige vliegende insecten die niet tot de tweevleugeligen behoren maar wel met die naam worden aangeduid zoals haften en vuurvlieg (een kever)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Er zijn om vliegen te vangen.
Ergens aanwezig zijn voor iets onbetekenends
  • Men vangt meer vliegen met honing dan met azijn.
Men bereikt het meest door zich vriendelijk naar anderen op te stellen
  • Twee vliegen in één klap
Twee (of evt. meer) zaken met één enkele handeling bereiken of oplossen
  • geen vlieg kwaad doen
Heel aardig, goed en vriendelijk zijn; niets kwaads in de zin hebben
  • Iemand vliegen afvangen
Iemand anders geen kans geven om met een eigen idee, oplossing e.d. te komen door zelf al iets vergelijkbaars te zeggen of te doen, iemand voor zijn
  • Sterven als vliegen
Massaal sterven
Vertalingen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
vliegen

vlieg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vliegen
    • Ik vlieg. 
  2. gebiedende wijs van vliegen
    • Vlieg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vliegen
    • Vlieg je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Verwijzingen