voos

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord voos. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord voos, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je voos in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord voos is hier. De definitie van het woord voos zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvoos, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • voos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen voos vozer voost
verbogen voze vozere vooste
partitief voos vozers -

voos [3]

  1. zonder stevigheid
     Het papier op de katernruggen en aan de kopsnede was voos en verkleurd. Scheuren en gaatjes zijn gerepareerd met Japans papier en stijfsel.[4]
  2. zonder innerlijke kracht, waardeloos
    • Dat is een voos argument. 
  3. immoreel, verdorven
    • Kent u de bond tegen alles wat vies en voos is? 
  4. (voeding) (bijv. van vlees of vruchten), sponsig en/of overrijp
  5. (voeding), (drinken) een onaangename smaak gevend, vies
    • De smaak daarvan was voos. 

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord voos vozen
verkleinwoord voosje voosjes

de voosv / m [5]

  1. (verouderd) stem
    • De voos der apostelen. 
vervoeging van
vozen

voos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
    • Ik voos. 
  2. gebiedende wijs van vozen
    • Voos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
    • Voos je? 
76 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]