vies

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vies. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vies, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vies in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vies is hier. De definitie van het woord vies zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvies, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • vies
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vies viezer viest
verbogen vieze viezere vieste
partitief vies viezers -

vies

  1. bevuild, smerig
    • Mijn kunstgras is vies. 
  2. (voeding), (drinken) een onaangename smaak hebbend
    • Ik vond vroeger het eten thuis altijd vies. 
  3. immoreel
    • Het boek ‘Sywerts Miljoenen’ laat lezer achter met heel vies gevoel. [4] 
  • een vies gezicht
een gelaatsuitdrukking waarmee men zijn afkeer van iets uitdrukt
•  Rustig stak hij zijn hashpijp op en keek met een vies gezicht naar mijn flessen. [5] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. Guus Kroonen. 2013. Etymological Dictionary of Proto-Germanic. Leiden, Brill Publishers: p. 142. ISSN 1574-3586 / ISBN 978-90-04-18340-7
  2. "vies" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. vies op website: Etymologiebank.nl
  4. www.parool.nl (23 mrt 2022)
  5. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • vi·es

vies

  1. lijdende vorm in de tegenwoordige tijd van vi


vies mv

  1. meervoud van vie.


vies

  1. boos