wis

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wis. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wis, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wis in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wis is hier. De definitie van het woord wis zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwis, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wis wissen
verkleinwoord wissetje wissetjes

Zelfstandig naamwoord

de wisv / m

  1. twijg
  2. met een twijg samengebonden bundel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zeker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1289
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wis wisser wist
verbogen wisse wissere wiste
partitief wis wissers -

Bijvoeglijk naamwoord

wis

  1. stellig, zeker
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wissen

wis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen
    • Ik wis. 
  2. gebiedende wijs van wissen
    • Wis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen
    • Wis je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.

Verwijzingen