december

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord december. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord december, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je december in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord december is hier. De definitie van het woord december zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandecember, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: December
december
Très Riches Heures du duc de Berry
  • de·cem·ber
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘twaalfde maand’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Komt van het Latijn mensis December (de tiende maand, met het voorvoegsel deca-). Het Romeinse jaar begon oorspronkelijk met de maand maart, waardoor december dus de tiende maand is.
enkelvoud meervoud
naamwoord december decembers
verkleinwoord - -

de decemberm

  1. (tijdrekening) de twaalfde en tevens laatste maand van het jaar
    • In december valt er meestal sneeuw. 


Maanden in het Nederlands
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


december g

  1. december


Maanden in het Deens
januar
januari
februar
februari
marts
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
august
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december



december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


december

  1. december


Maanden in het Hongaars
január
januari
február
februari
március
maart
április
april
május
mei
június
juni
július
juli
augusztus
augustus
szeptember
september
október
oktober
november
november
december
december


december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


Maanden in het Nedersorbisch
Romaans:
Slavisch:


januar
wezymski

januari
februar
swěckowny

februari
měrc
pózymski

maart
apryl
jatšownik, nalětny
april
maj
rozhelony

mei
junij
smažki

juni
julij
žnjojski

juli
awgust
jacmjeński

augustus
september
požnjenc

september
oktober
winski, winowc
oktober
nowember
młośny

november
december
zymski

december


december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


Maanden in het Oppersorbisch
januar
januari
februar
februari
měrc
maart
apryl
april
meja
mei
junij
juni
julij
juli
awgust
augustus
september
september
oktober
oktober
nowember
november
december
december


  • Ontleend aan het Nederlandse december en etymologisch gespeld.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  december     -  

december

  1. december
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: desèmber.
Maanden in het Papiaments
Bonaire en Curaçao:
Aruba:

yanüari
januari
januari
febrüari
februari
februari
mart
maart
maart
aprel
april
april
mei
mei
mei
yüni
juni
juni
yüli
juli
juli
ougùstùs
augustus
augustus
sèptèmber
september
september
oktober
october
oktober
novèmber
november
november
desèmber
december
december


december m

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


Maanden in het Slowaaks
január
januari
február
februari
marec
maart
apríl
april
máj
mei
jún
juni
júl
juli
august
augustus
september
september
október
oktober
november
november
december
december


december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


december

  1. december; de twaalfde en laatste maand van het jaar


december g

  1. december
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   december     decembermånaden     decembermånader     decembermånaderna  
genitief   decembers     decembermånadens     decembermånaders     decembermånadernas  


Maanden in het Zweeds
januari
januari
februari
februari
mars
maart
april
april
maj
mei
juni
juni
juli
juli
augusti
augustus
september
september
oktober
oktober
november
november
december
december