dof

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord dof. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord dof, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je dof in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord dof is hier. De definitie van het woord dof zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandof, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • dof
  • In de betekenis van ‘mat, gedempt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1608 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen dof doffer dofst
verbogen doffe doffere dofste
partitief dofs doffers -

dof [3]

  1. zonder weerschijn, zonder glans (van oppervlakten)
    • Na lang poetsen kregen de doffe schoenen hun glans terug. 
  2. niet helder en met weinig hoge tonen (van geluiden), maar wel luid
    • We horen een dof gerommel in de verte. 
  3. lusteloos, futloos, mat, duf
     De afhangende schouders en de doffe oogopslag in het afgetobde gezicht waren de opvallendste kenmerken.[4]
enkelvoud meervoud
naamwoord dof doffen
verkleinwoord - -

de dofm

  1. slag, stoot
vervoeging van
doffen

dof

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doffen
    • Ik dof. 
  2. gebiedende wijs van doffen
    • Dof! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doffen
    • Dof je? 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]