doordeweeks

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord doordeweeks. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord doordeweeks, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je doordeweeks in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord doordeweeks is hier. De definitie van het woord doordeweeks zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vandoordeweeks, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • door·de·weeks
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen doordeweeks doordeweekser doordeweekst
verbogen doordeweekse doordeweeksere doordeweekste
partitief doordeweeks doordeweeksers -

doordeweeks

  1. op een dag die in de werkweek valt: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
    • Op doordeweekse dagen is het hier altijd erg druk, maar niet op zaterdag en zondag. 
    • ‘s Lands grootste doordeweekse wielertoertocht werd onder prima weersomstandigheden verreden, al stelde de stevige bries de conditie van menig deelnemer behoorlijk op de proef. [1] 

doordeweeks

  1. op doordeweekse dagen
    • Hij eet doordeweeks meestal heel slecht. 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tubantia Wim Goorhuis 16-05-19 Hel van Twente met 'de wind vol op de kop'
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be