ganzerik
Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord ganzerik. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord ganzerik, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je ganzerik in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord ganzerik is hier. De definitie van het woord ganzerik zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanganzerik, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- gan·ze·rik
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mannetjesgans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1543 [1] [2]
- In de betekenis van ‘roosachtig plantengeslacht, zilverschoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1] [3]
- afgeleid van gans met het achtervoegsel -erik
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | ganzerik | ganzeriken |
| verkleinwoord | - | - |
de ganzerik m
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- eclipskleed
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
de ganzerik v
- (bloemplanten) Potentilla
geslacht uit de rozenfamilie [5]
- aardbeiganzerik, heesterganzerik, kruipganzerik, struikganzerik, viltganzerik, voorjaarsganzerik, zilverganzerik
B. plant
- Het woord ganzerik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ganzerik" herkend door:
| 59 % | van de Nederlanders; |
| 48 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "ganzerik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ganzerik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ganzerik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
