gans

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gans. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gans, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gans in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gans is hier. De definitie van het woord gans zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangans, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een gans.
  • gans
enkelvoud meervoud
naamwoord gans ganzen
verkleinwoord gansje gansjes

de gansv / m

  1. (eendvogels) benaming voor vogels uit de geslachten Anser op Wikispecies en Branta op Wikispecies, grote, stevig gebouwde watervogels
    • Er vloog een troep ganzen in V-formatie. 
  2. (informeel) iemand van het vrouwelijk geslacht die weinig intelligent is
    • Domme gans! 
  • Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen
als de onrechtvaardigen vrome dingen gaan doen, dan mogen de vromen wel op hunne hoede zijn [7]
  • Een vette gans bedruipt zichzelf
stellend
onverbogen gans
verbogen ganse
partitief gans

gans

  1. (verouderd) in volle omvang
    • In een blauw geruite kiel
      Draaide hij aan 't grote wiel
      De ga-a-a-anse dag
      Maar Michieltjes jongenshart
      Leed ondragelijke smart
      Ach-ach, ach-ach, ach-ach, ach-ach!
       
  • Met de hoed in de hand komt men door het ganse land
iemand die vriendelijk is bereikt meer in het leven dan iemand die onaardig en onbeleefd is
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]


gans

  1. heel, gans, volledig
    «D'n ganse daag.»
    De hele dag.

gans

  1. erg, heel
    «Gans väöl.»
    Heel veel.