Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hus. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hus, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hus in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hus is hier. De definitie van het woord
hus zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hus, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
hus o
- huis
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
hus, o
- (bouwkunde) huis
- «Huset havde desuden små rum til køkken og toilet.»
- Het huis had ook kleine ruimten voor de keuken en het toilet.
- voorraadschuur
- een woon- of verblijfplaats van een dier
- (figuurlijk) een politieke, culturele of religieuze eenheid
- «Det europæiske hus vakler, så Merkel og Sarkozy bygger et nyt.»
- Het Europese huis wankelt, zodat Merkel en Sarkozy een nieuw bouwen.
- bak, pot
het Europese huis
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hūsą
hus
- huis
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
hus, o
- (bouwkunde) huis
- bewoners
- «Hele huset ble evakuert.»
- Alle bewoners zijn geëvacueerd.
- behuizing
- gebouw
iets op zijn kop zetten
ondersteboven zetten
overhoop halen
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
hus, o
- (bouwkunde) huis
- bewoners
- behuizing
- gebouw
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
hus
- genitief meervoud van husa
hus, o
- (bouwkunde) huis (gebouw)
- (adel) huis (geslacht, dynastie)
- (astrologie) huis (astrologie)
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
hus
- genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van hus
hus
- genitief onbepaald onzijdig meervoud van hus