Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hale. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hale, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hale in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hale is hier. De definitie van het woord
hale zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hale, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
hale
- aanvoegende wijs van halen
- De drommel hale me als ik het begrijp.
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hala, dat van het Nederduitse woord halen komt
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hali
hale
- (langzaam en gelijkmatig) trekken, eruittrekken
- (figuurlijk) eruit halen
- (figuurlijk) slepen
- halen
- : hale torsk i land
: hive torsk i land
: trække torsk i land
hale, g
- (zoötomie) staart (van een dier)
- (anatomie) achterwerk, billen, kont, zitvlak
- (astronomie) staart (van een komeet)
- (figuurlijk) achterdeel, achterkant (b.v. van een trein of een vliegtuig)
- (figuurlijk) een staartachtige streep of rij (b.v. van kinderen)
een dichtbegroeide staart
een korte staart
een lange staart
kwispelen met zijn staart
een financiële steun verlenen aan
- : krølle på halen (historien, ..)
clou, topper (in een verhaal, in een gevecht, ...
- : stikke halen mellem benene
de staart tussen de benen trekken
je heel erg ergeren aan een eigen fout
diep onder de indruk zijn
- : hverken hoved eller hale
: uden hoved eller hale
: uden hoved og hale
krakkemikkig in elkaar zitten
zonder concept en structuur
vallen, zodat je landt op de billen
direct achterna
hale
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van haler
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van haler
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van haler
hale
- huis
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hala, dat van het Nederduitse woord halen komt
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hali
hale
- onovergankelijk (krachtig en gelijkmatig) trekken
- onovergankelijk slepen
- onovergankelijk halen
de overwinning in het land halen
de zege halen
hale, m
- (zoötomie) staart (van een dier)
- (anatomie) achterwerk, billen, kont, zitvlak
- (astronomie) staart (van een komeet)
- «Kometen har en lang, lysende hale.»
- De komeet heeft een lange, lichtgevende staart.
- (figuurlijk) achterdeel, achterkant (b.v. van een trein of een vliegtuig)
- (figuurlijk) een staartachtige streep of rij (b.v. van kinderen)
kwispelen met zijn staart
- : stikke halen mellem beina
de staart tussen de benen trekken
ook: zich beschaamd terugtrekken
zich op de billen zetten
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hala, dat van het Nederduitse woord halen komt
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse woord hali
hale
- onovergankelijk (krachtig en gelijkmatig) trekken
- onovergankelijk slepen
- onovergankelijk halen
de overwinning in het land halen
de zege halen
hale m
- (zoötomie) staart (van een dier)
- (anatomie) achterwerk, billen, kont, zitvlak
- (astronomie) staart (van een komeet)
- «Kometen hadde ein lang, lysande hale.»
- De komeet had een lange, lichtgevende staart.
- (figuurlijk) achterdeel, achterkant (b.v. van een trein of een vliegtuig)
- (figuurlijk) een staartachtige streep of rij (b.v. van kinderen)
kwispelen met zijn staart
- : stikke halen mellem beina
de staart tussen de benen trekken
ook: zich beschaamd terugtrekken
hale
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar
hale
- datief enkelvoud van hala
- locatief enkelvoud van hala
hale
- datief enkelvoud van hal