Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hijs. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hijs, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hijs in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hijs is hier. De definitie van het woord
hijs zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hijs, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de hijs m
- het hijsen
- hijswerktuig.
- de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen
- klap.
- zijde van een zeil waar dit gehesen wordt, voorlijk
- stokzijde van een vlag
- het is een hele hijs
- het is een fors karwei
- iemand een hijs verkopen
- iemand (hard) slaan
3. de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen
hijs
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
- gebiedende wijs van hijsen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
- Samentrekking van hij is.
hijs
- (spreektaal) hij is
- Ik ben aan mijn scooter aan het sleutelen. Hijs bijna klaar voor een ritje.
93 % |
van de Nederlanders;
|
84 % |
van de Vlamingen.[1]
|