hijs

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hijs. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hijs, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hijs in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hijs is hier. De definitie van het woord hijs zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhijs, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • hijs
enkelvoud meervoud
naamwoord hijs hijsen
verkleinwoord hijsje hijsjes

de hijsm

  1. het hijsen
  2. hijswerktuig.
  3. de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen
  4. klap.
  5. zijde van een zeil waar dit gehesen wordt, voorlijk
  6. stokzijde van een vlag
  • het is een hele hijs
  • het is een fors karwei
  • iemand een hijs verkopen
  • iemand (hard) slaan
vervoeging van
hijsen

hijs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
    • Ik hijs. 
  2. gebiedende wijs van hijsen
    • Hijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
    • Hijs je? 
  • Samentrekking van hij is.

hijs

  1. (spreektaal) hij is
    • Ik ben aan mijn scooter aan het sleutelen. Hijs bijna klaar voor een ritje. 
93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be