Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
knallen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
knallen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
knallen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
knallen is hier. De definitie van het woord
knallen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
knallen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Waarschijnlijk ontleend aan Duits knallen , vanwege de relatief late verschijning ervan in het Nederlands, in de betekenis van ‘met het geluid van een ontploffing weerklinken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762.
knallen
- inergatief een hard geluid of knal geven
- Dat vuurwerk knalde erg hard.
- ▸ De witte golven knalden met veel geweld op de rotsen.
- ergatief (figuurlijk) (spreektaal) zich het beste geven
- ergatief uit elkaar ~
- Het vuurwerk was met veel lawaai uit elkaar geknald.
1. een hard geluid of knal geven
de knallen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord knal
- ▸ Midden in de nacht schrok ik wakker van een aantal knallen snel achter elkaar, ta-ta-ta-ta… ta-ta-ta!
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.
|
- ↑ knallen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "knallen" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 3,0 3,1
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afgeleid van Knall met het achtervoegsel -en, aangetroffen sinds de 16e eeuw.
knallen
- onovergankelijk knallen, een knal geven
- onovergankelijk (spreektaal) gek zijn
- onpersoonlijk (spreektaal) ergernis veroorzaken
- overgankelijk (spreektaal) met een vuurwapen op iemand schieten
- overgankelijk (spreektaal) iemand een klap geven
- onpersoonlijk fel schijnen, branden (van de zon)
- overgankelijk (informeel) neuken
- onovergankelijk (informeel) zuipen
- ↑
Weblink bron Wolfgang Pfeifer et al.
knallen in: Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de