Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
louche. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
louche, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
louche in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
louche is hier. De definitie van het woord
louche zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
louche, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onguur’ voor het eerst aangetroffen in 1917.
- Van het Frans louche “onguur”, “verdacht”.
louche
- onguur, verdacht, met een slechte reputatie
1. onguur, verdacht, met een slechte reputatie
91 % |
van de Nederlanders;
|
95 % |
van de Vlamingen.
|
- Ontwikkeld uit de vrouwelijke vorm losche van Oudfrans lois, uit Latijn luscus “eenogig”, “blind aan één oog”, aangetroffen vanaf de 12e eeuw.
- Ontleend aan Oudfrankisch lōdia “grote lepel” (verwant aan Nederlands loet), aangetroffen vanaf de 13e eeuw.
louche
- (optica) slechtziend, scheel kijkend
- (verouderd) troebel (van vloeistof)
- (figuurlijk) onguur, verdacht
louche v
- (kookkunst) pollepel
- (spreektaal) hand, klauw, poot
- «Je lui ai serré la louche et j'ai foutu le camp.»
- Ik gaf hem een poot en ik ben er vandoor gegaan.