mazelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord mazelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord mazelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je mazelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord mazelen is hier. De definitie van het woord mazelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanmazelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ma·ze·len
  • In de betekenis van ‘kinderziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477.[1][2]
  • erfwoord: Middelnederlands masels, mervoudsvorm van māsel v ‘zweer of vlek op de huid’, ontwikkeld uit Oergermaans *mēslō- ‘huiduitslag’, verkleinwoord bij *mēsōn-, waaruit Middelnederlands māse v ‘vlek, smet’; verdere herkomst onbekend.[3][4] Evenals Nederduits Masseln, Messels, Duits Masern en Fries hûnemiezel ‘omloop, zweer aan vinger rondom nagelwortel’.
enkelvoud meervoud
naamwoord mazelen
verkleinwoord mazeltjes

mazelen mv alleen meervoud

  1. (medisch) kinderziekte veroorzaakt door een morbillivirus en gekenmerkt door rode stipjes op de huid
    • mv: Mazelen kunnen ernstige gevolgen hebben. 
     De mazelen hebben een populatie met een flinke bevolkingsdichtheid nodig om zich goed te kunnen verspreiden.[5]
     De mazelen hebben hun intrede in onze gemeente gedaan.[6]
    • enk: Mazelen is heel besmettelijk. 
     Mazelen grijpt in Europa steeds forser op zich heen, bleek deze week ook, al speelt dat amper in Nederland.[7]
     De mazelen heeft zijn intrede ook in het huisgezin gedaan van het hoofd der school alhier, en aangezien wij nog geen onderwijzeres hebben, zullen waarschijnlijk vele kinderen vrij krijgen, niet tot vreugde van die ouders.[8]
  • Doordat mazelen niet meer als meervoud wordt ervaren, maar meer als de benaming van een bepaalde ziekte, wordt het ook als enkelvoud gebruikt.[9]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mazelen
mazelde
gemazeld
zwak -d volledig

mazelen

  1. ergatief mazelen hebben
  • gepokt en gemazeld in
    met heel veel ervaring hebben in
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[10]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "mazelen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. mazelen op website: Etymologiebank.nl
  4. Kroonen
    , Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 366
  5. Bronlink geraadpleegd op 7 november 2020 Weblink bron
    Bart Funnekotter
    “Het mazelenvirus is veel ouder dan werd gedacht” (18 juni 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 7 november 2020 Weblink bron “Plaatselijk nieuws. : Waspik”, nr. 4244 (17 november 1922), p. 5 kol. 5
  7. Bronlink geraadpleegd op 7 november 2020 Weblink bron “'Minstens zesduizend doden voorkomen door vaccinaties'” (22 augustus 2018) op nu.nl op Wikipedia
  8. Bronlink geraadpleegd op 7 november 2020 Weblink bron Plaatselijk Nieuws. : Nieuwe Tonge in: Maas- en Scheldebode, jrg. 7 nr. 339 (13 mei 1892), p. 2 kol. 4
  9. Bronlink geraadpleegd op 7 november 2020 Weblink bron “Mazelen is / zijn” op taaladvies.net
  10. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be