poepen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord poepen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord poepen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je poepen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord poepen is hier. De definitie van het woord poepen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpoepen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poe·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • , , denominaal gevormd van poep "wind" met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘zijn gevoeg doen’ voor het eerst aangetroffen in 1889
  • nevenvorm van  poppen ww , dat in eerste instantie betekent "met de poppen spelen"
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
poepen
/ˈpupə(n)/
poepte
/ˈpuptə/
gepoept
/ɣəˈpupt/
zwak -t volledig

Werkwoord

poepen

  1. inergatief poep uitwerpen, zijn behoefte doen
    • Hij rende naar de wc omdat hij nodig moest poepen. 
  2. inergatief (verouderd) winden laten
    • Als je te veel uien eet, loop je de hele dag lang te poepen. 
  3. inergatief (gewestelijk) bevallen
    • Toen ze net zeven maanden zwanger was, brak haar water; ze zou dadelijk gaan poepen. 
  4. overgankelijk (seksualiteit) (Belgisch-Nederlands) geslachtsgemeenschap hebben (met de vrouw als lijdend voorwerp)
    • Het verliefde koppeltje lag 's avonds in de duinen te poepen. 
    • Hij poepte zijn partner elke zondagochtend. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de poepenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord poep

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen