pruimen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pruimen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pruimen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pruimen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pruimen is hier. De definitie van het woord pruimen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpruimen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • prui·men
  • Afgeleid van pruim met het achtervoegsel -en, vernoemd naar de vorm of grootte van de pruim.
  • In de betekenis van ‘tabak kauwen’ in plukjes tabak (die op gekookte pruimen lijken) aangetroffen vanaf 1779. [1] [2]
  • Waarschijnlijk oorspronkelijk in de betekenis van “zorgvuldig eten, kauwen”, zoals iemand die tabak pruimt.
  • Nevenvorm van pruillen, wellicht met een toespeling op de lippen in de vorm een pruim (van de ontevreden persoon).
  • Ontleend aan Engels prime. [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pruimen
pruimde
gepruimd
zwak -d volledig

pruimen

  1. overgankelijk tabak kauwen [4] [5]
  2. eten [6]
    • die rommel is niet te pruimen 
  3. mokken [7] [8]
  4. vermengen van water met stoom [9] [10]
enkelvoud meervoud
naamwoord pruimen -
verkleinwoord - -

het pruimeno

  1. pruimenhout
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

pruimen (alleen attributief)

  1. van pruimenhout gemaakt
    • unieke pruimen tafel 

de pruimenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pruim
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[11]