raus

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord raus. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord raus, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je raus in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord raus is hier. De definitie van het woord raus zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanraus, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • raus
vervoeging van
rauzen

raus

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rauzen
    • Ik raus. 
  2. gebiedende wijs van rauzen
    • Raus! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rauzen
    • Raus je? 


  • raus
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord hraustr.

raus

  1. gul, kwistig, scheutig, vrijgevig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud raus rausere rausest
o enkelvoud raust
meervoud rause
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
rause rausere rauseste

raus m/v

  1. (het) razen, (het) storten
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   raus     rausen     rauser     rausene  
genitief   raus'     rausens     rausers     rausenes  
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   raus     rauset     raus     rausa
rausene  
genitief   raus'     rausets     raus'     rausas
rausenes  



  • raus
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord hraustr.

raus

  1. gul, kwistig, scheutig, vrijgevig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud raus rausare rausast
o enkelvoud raust
meervoud rause
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
rause rausare rausaste

raus v

  1. (het) razen, (het) storten
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   raus     rausen     rausar     rausane  
genitief                        
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   raus     rauset     raus     rausa  
genitief                        
o
bijvorm
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief                     rausi  
genitief