slap

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord slap. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord slap, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je slap in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord slap is hier. De definitie van het woord slap zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanslap, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet strak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slap slapper slapst
verbogen slappe slappere slapste
partitief slaps slappers -

Bijvoeglijk naamwoord

slap

  1. stevigheid ontberend
    • Deze slappe aandrijfriem moet strakgetrokken worden. 
  2. overdrachtelijk: laf, onmachtig, kordaatheid ontberend
    • Dat was gewoon slap van je. 
    • Hij had de slappe lach. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
slappen

slap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slappen
    • Ik slap. 
  2. gebiedende wijs van slappen
    • Slap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slappen
    • Slap je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • slap

Werkwoord

slap

  1. gebiedende wijs van slappe

Werkwoord

slap

  1. verleden tijd van slippe


Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Vermoedelijk van het Nederduitse slappe.
vervoeging
onbepaalde wijs to  slap 
he/she/it  slaps 
verleden tijd  slapped 
voltooid
deelwoord
 slapped 
onvoltooid
deelwoord
 slapping 
gebiedende wijs  slap 

Werkwoord

slap

  1. overgankelijk een klap geven, meppen, slaan
  2. onovergankelijk klepperen, kletteren
enkelvoud meervoud
slap slaps

Zelfstandig naamwoord

slap

  1. klap, mep, slag

Bijvoeglijk naamwoord

slap

  1. eensklaps, plotseling
  2. met een klap

Verwijzingen