Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
sturen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
sturen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
sturen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
sturen is hier. De definitie van het woord
sturen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
sturen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- erfwoord, in de betekenis van ‘doen gaan (in bepaalde richting)’ aangetroffen vanaf ca. 1100 [1]
sturen
- inergatief de richting bepalen waarin een schip zich voortbeweegt
- De kapitein stuurde behendig rond alle hindernissen.
- inergatief het stuur van een auto bedienen
- Omdat ik nog geen rijbewijs heb, mag ik voorlopig niet sturen.
- inergatief de instructies van een roer of stuur opvolgen
- Kleine wagentjes sturen gemakkelijk; dat is een voordeel in het drukke stadsverkeer.
- overgankelijk de richting bepalen waarin zich voortbeweegt
- De rallyrijder stuurde zijn wagen razendsnel door de bochten.
- overgankelijk zorgen dat zich in een bepaalde richting ontwikkelt
- Zijn onverwachte komst stuurde ons plannetje volledig in de war.
- overgankelijk zorgen dat de gewenste taken uitvoert
- Met één enkele afstandsbediening kon ze alle elektronica bij haar thuis sturen.
- overgankelijk ergens heen doen gaan
- De leraar stuurde een van zijn obstinate leerlingen naar huis.
- ▸ Als reactie op deze epidemie wordt er door steeds meer bedrijven en overheden beleid gemaakt om mensen na een aantal jaar trouwe dienst verplicht op verlof te sturen.[2]
- ▸ En zodra het dag werd, stuurden die Pedro, die altijd voor de paarden zorgde, naar de slaapkamer van de Sint: `Sinterklaas, Sinterklaas, we kunnen niet naar Holland.[3]
- ditransitief zorgen dat zijn bestemming bereikt
- Elk jaar stuur ik mijn tante een kerstkaart.
- Ik stuur een brief.
- Ik stuur mijn moeder een brief.
- Ik stuur een brief aan mijn moeder.
- ▸ In de garage stonden honderden resupplydozen met voedsel die hikers aan zichzelf hadden gestuurd.[2]
- overgankelijk ~ tot (verouderd) tot iemand richten
- De norse veldheer stuurde een strenge blik tot zijn verzamelde bataljon.
1. de richting bepalen waarin een schip zich voortbeweegt.
2. het stuur van een auto bedienen.
3. de instructies van een roer of stuur opvolgen.
4. de richting bepalen waarin zich voortbeweegt.
5. zorgen dat de gewenste taken uitvoert.
- Het voorzetselgebruik bij de uitdrukking "een brief sturen" wordt beschreven door Taaladvies.
de sturen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stuur
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[4]
|