wied

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wied. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wied, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wied in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wied is hier. De definitie van het woord wied zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwied, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: wiet


  • wied
enkelvoud meervoud
naamwoord wied -
verkleinwoord - -

het wiedo

  1. onkruid.
    • Je moet het wied even weghalen. 
  • Dit woord is het Surinaams-Nederlandse woord voor onkruid. Vroeger was het ook gangbaar in het Europese Nederlands.
vervoeging van
wieden

wied

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wieden
    • Ik wied. 
  2. gebiedende wijs van wieden
    • Wied! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wieden
    • Wied je? 
49 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • IPA: /wiːd/ (Etsbergs)

wied

  1. ver
  2. wijd
  3. breed

wied

  1. ver
    «Wie wied guuef 't nag tèl Mestreech?»
    Hoe ver is het nog tot Maastricht?


  • Ontwikkeld uit het Klassiek-Arabische واد (wādī; dal).

wied

  1. vallei, dal.