Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
anfangen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
anfangen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
anfangen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
anfangen is hier. De definitie van het woord
anfangen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
anfangen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Sinds de 9e eeuw gebruikt. Komt van het Middelhoogduitse anvāhen ww , dat weer van het Oudhoogduitse anafāhan ww stamt. In de overige West-Germaanse talen betekent het het partikelwerkwoord "vastpakken, aanpakken". Vergelijk ook het Middelnederduitse anvangen ww , het Middelnederlandse aenvangen ww en het Oudengelse onfōn ww .
- Duits werkwoord met het voorvoegsel an-
anfangen
- overgankelijk iets aanpakken, met iets beginnen
- «Eine Arbeit, einen Brief, eine Freundschaft, ein Gespräch anfangen.»
- Een karwei, een brief, een vriendschap, een gesprek beginnen.
- «Sie fingen wieder an zu singen./Sie fingen wieder zu singen an.»
- Ze begonnen weer te zingen.
- «Die Musiker werden in wenigen Momenten anfangen zu spielen./Die Musiker werden in wenigen Momenten zu spielen anfangen.»
- De muzikanten zullen over enige minuten beginnen te spelen.
- overgankelijk een opleiding, een beroepsmatige arbeid beginnen
- «Am 1. August können Sie bei uns anfangen.»
- Op 1 augustus kunt u bij ons beginnen.
- overgankelijk beginnen te praten
- «Er fing seinen Vortrag mit äußerst scharfen Worten an.»
- Hij begon zijn betoog met uiterst scherpe bewoordingen.
- overgankelijk, (spreektaal) een bepaald thema aansnijden
- «Er fing immer wieder von Wirtschaftpolitik an.»
- Hij begon steeds weer over de economische politiek.
- «Nun fang du auch noch damit/davon an!»
- Begin jij hier ook al mee?
- overgankelijk gebruiken, iets maken van, aan moeten met
- «Sie weiß etwas mit ihrer Freizeit anzufangen.»
- Ze weet iets van haar vrije tijd te maken.
- «Schon damals wusste er nichts mit Religion anzufangen.»
- Toen wist hij ook al niet wat hij met religie aan moest.
- «Ich kann mit der Musik nichts anfangen.»
- Ik kan niets beginnen met die muziek.
- overgankelijk doen, maken, handhaven, aanpakken
- «Was soll sie nachher anfangen?»
- Wat moet ze daarna doen?
- «Die Sache muss richtig/darf nicht verkehrt angefangen werden.»
- Die zaak moet op de juiste manier/mag niet verkeerd aangepakt worden.
- onovergankelijk (met iets) beginnen, zijn aanvang nemen
- «Die Sicherheitszone fängt dort drüben an.»
- De veiligheidszone begint daarginds.
- «Der Unterricht fing bereits vor einer Stunde an.»
- De les is al een uur geleden begonnen.
- «(ironisch) Na, das fängt ja (wieder) gut/schön/heiter/nett an!»
- Nou, dat begint al weer mooi...!
- : (spreektaal) angefangen haben
begonnen zijn, schuldig zijn aan het beginnen van een ruzie
- : (spreektaal) ein Verhältnis anfangen of etwas mit jemandem anfangen
een liefdesrelatie met iemand beginnen
- : (ganz) von vorn(e) anfangen of (ganz) von klein auf anfangen
van onderaan beginnen
- : mit jemandem ist nichts anzufangen
Daar kun je niets mee beginnen (de persoon is niet aanspreekbaar).
anfangen
- aanvangen, beginnen
anfangen
- aanvangen, beginnen