Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bein. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bein, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bein in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bein is hier. De definitie van het woord
bein zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bein, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
bein o
- (anatomie) bot
bein
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van beinn
bein
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig meervoud van beinn
bein
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief onzijdig meervoud van beinn
bein, o
- (anatomie) bot
bein o (of m in enkele oude uitdrukkingen)
- (Hooglimburgs) been
- (Hooglimburgs) arm (van een machine etc.)
- (Hooglimburgs) bot
|
enkelvoud
|
meervoud
|
geheel
|
gemuteerd
|
verkleind
|
gemuteerd verkleind
|
geheel
|
gemuteerd
|
verkleind
|
gemuteerd verkleind
|
nominatief
|
bein |
pein |
beinke |
peinke |
bein |
pein |
beinkes |
peinkes
|
genitief
|
beins |
peins |
beinkes |
peinkes |
bein |
pein |
beinkes |
peinkes
|
locatief
|
beines |
peines |
beineske |
peineske |
beinese |
peinese |
beineskes |
peineskes
|
datief
|
beine |
peine |
beinke |
peinke |
bein |
pein |
beinkes |
peinkes
|
accusatief
|
bein |
pein |
beinke |
peinke |
bein |
pein |
beinkes |
peinkes
|
- Oorspronkelijk was dit woord mannelijk bij de betekenis van been. De overgang naar onzijdig is een recentelijke ontwikkeling en veel ouderen spreken dus nog van de bein in plaats van 't bein.
- Afkomstigg van het Oudnoorse woord bein
bein o
- (anatomie) been, poot
- (anatomie) bot, graat
- «Han er bare skinn og bein. (radmager)»
- Hij is alleen huid en botten. (graatmager)
- kluif
- een beenachtig deel van een voorwerp
- (figuurlijk) standbeen
op één been staan
het been breken
- : Der vil jeg ikke sette mine bein mer.
Daarheen wil ik mijn benen niet meer zetten.
- : stå opp med det gale beinet først
met het verkeerde been uit bed stappen
- : stå med det ene beinet i graven
met een been in het graf staan
- : stå med ett bein i hver leir
(figuurlijk) voor beide partijen sympathie hebben
een been ertussen zetten (zich toegang verschaffen)
- : Pengene fikk bein å gå på.
Geld had benen om op te lopen (het geld verdween snel).
- : Foretaket har flere bein å stå på.
Het plan heeft merdere benen om op te staan.
(figuurlijk) financieel onafhankelijk zijn
- : Hele huset var på beina klokka seks.
(figuurlijk) Het hele huis stond op zes op zijn voeten (was volop bezig).
weer op de benen zijn
- : stå med begge beina på jorda
met beide benen op de grond staan
- : ha begge beina på jorda
met beide benen op de grond staan
(figuurlijk) op gang brengen
(figuurlijk) op gang brengen
- : Oppdagelsen slo beina vekk under alle tidligere teorier.
Deze ontdekking sloeg de benen onder alle eerdere theorieën weg.
benen in het hoofd
- : Skriket gikk gjennom marg og bein.
De schrik ging door merg en been.
(figuurlijk) een sterke wil hebben
- : kaste et bein til hunden
gooi een been aan de hond
(figuurlijk) een winstgevende baan verkrijgen
- : Det var mange om beinet.
Er was een harde concurrentie.
- Afkomstigg van het Oudnoorse woord bein
bein o
- (anatomie) been, poot
- (anatomie) bot, graat
- kluif
- een beenachtig deel van een voorwerp
- (figuurlijk) standbeen
- : Ein hest kan snåve på fire bein, og ein mann på eit ord.
Een paard kan struikelen over vier poten en een man over een woord.