duur

• Geluid:  duur    (hulp, bestand)
• IPA: / dyr / (1 lettergreep)

• duur

• In de betekenis van ‘kostbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 ^{[1] [2]}

duur

1. (handel) van iets dat je wilt kopen, dat je er veel geld voor moet betalen

   • Hij koopt altijd dure maar kwalitatief goede spullen die lang meegaan. 

• kost, kostbaar, prijzig, expensief

• goedkoop

• (intensivering) allerduurst, peperduur, poepduur, superduur, stervensduur

• duurdoenerij, duurkoop, duurte

de duur m

1. (tijdrekening) benodigd tijdbestek

   • De duur van de gecompliceerde operatie was 8 uur. 

• op den duur

•  Op den duur besteedde ik steeds minder aandacht aan wassen, andere dingen vond ik veel belangrijker. ^[3] 

• duur betaald

∗ En ook na de duur betaalde vrede, die de dappere Finnen Karelië en grote gebieden in het zuidoosten hadden gekost, was er niet veel om over te discussiëren.^[4]

• gedurig, langdurig

duur

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
   

   • Ik duur. 

2. gebiedende wijs van duren
   

   • Duur! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
   

   • Duur je? 

• Het woord duur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duur" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

duur

1. door

duur

1. door