gips

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord gips. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord gips, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je gips in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord gips is hier. De definitie van het woord gips zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangips, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • gips
enkelvoud meervoud
naamwoord gips gipsen
verkleinwoord

het gipso

  1. (scheikunde) een uit calciumsulfaat en water uithardende witte vaste stof: CaSO4·2H2O
  2. (materiaalkunde) (extensie) pleister, gipshoudend kalkmengsel gebruikt in verschillende toepassingen, onder meer in mallen en bij het vastzetten van gebroken ledematen
afleidingen:
als eerste deel van samenstelling:
als laatste deel van samenstelling:
vervoeging van
gipsen

gips

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gipsen
    • Ik gips. 
  2. gebiedende wijs van gipsen
    • Gips! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gipsen
    • Gips je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips


gips

  1. (scheikunde) gips