grå

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord grå. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord grå, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je grå in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord grå is hier. De definitie van het woord grå zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vangrå, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


  • grå
  • Afkomstig van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord grár
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud grå mere grå mest grå
o enkelvoud gråt
meervoud grå
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
grå mere grå mest grå

grå

  1. (kleur) grijs


  • grå
  • Afkomstig van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord grár
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud grå gråere gråest
o enkelvoud grått
meervoud grå
(gråe)
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gråe gråere gråeste

grå

  1. (kleur) grijs
    «Den grå elghunden er en typisk spisshund.»
    De grijze elandhond is een typische spitshond.
  • I mørket er alle katter grå.
Bij nacht zijn alle katten grauw.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   grå     -     -     -  
genitief   grås     -     -     -  

grå, o

  1. (kleur) (het) grijs



  • grå
  • Afkomstig van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord grár
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud grå gråare gråast
o enkelvoud grått
meervoud grå
(gråe)
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
gråe gråare gråaste

grå

  1. (kleur) grijs
  • I mørkret er alle kattar grå.
Bij nacht zijn alle katten grauw.
vervoeging
onbepaalde wijs grå
tegenwoordige tijd grår
verleden tijd grådde
voltooid
deelwoord
grådd
grått
onvoltooid
deelwoord
gråande
lijdende vorm gråast
gebiedende wijs grå
vervoegingsklasse Klasse 3 zwak
opmerking

grå

  1. overgankelijk grijzen (grijs worden in het gezicht)
  2. overgankelijk betrekken (bewolkt worden)
  3. overgankelijk blazen (de wind blaast over het meer en maakt het wateroppervlak grijs)



  • grå
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud grå gråare gråast
o enkelvoud grått
meervoud grå
gråa
bepaald / zwak
alle vormen grå
gråa
gråare gråaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
grå
gråe
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud grå gråare gråast
o enkelvoud grått
meervoud grå
gråa
bepaald / zwak
alle vormen grå
gråa
gråare gråaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
grå
gråe

grå

  1. (kleur) grijs
    «Stenen är grå
    De steen is grijs.